De gemeente Brakel organiseerde in samenwerking met Defensie, het War Heritage Institute en de Nationale Strijdersbond gisteren woensdag 13 oktober een plechtigheid aan het graf van Korea-gesneuvelde Marcel Pieters. Tijdens deze plechtigheid in Nederbrakel wordt het graf gemarkeerd met een Pro Patria-gedenkplaatje. Door het graf te erkennen als oorlogsgraf kan het worden beschermd door een eeuwige concessie.
De Koreaanse Oorlog of Koreaoorlog is een in het Westen gebruikte naam voor een tussen 1950 en 1953 uitgevochten oorlog tussen het communistische Noord-Korea en het prowesterse Zuid-Korea. De Vergeten Oorlog in Korea, 70 jaar geleden
Dit jaar wordt de 70ste verjaardag van twee grote veldslagen in Korea herdacht. Bij deze gelegenheid gaat de aandacht naar de 106 Belgische jongens uit het Vrijwilligerskorps die in Korea sneuvelden. Marcel Pieters, die rust op de gemeentelijke begraafplaats Nederbrakel, is één van de weinige gekende Vergeten Helden. Marcel Pieters sneuvelde op 23 april 1951 in de Imdjinsector.
Familieleden van Marcel Pieters namen gisteren deel aan de plechtigheid. Er werden bloemen neergelegd. Veder waren er toespraken door burgemeester Stefaan Devleeschouwer en minister van staat Herman De Croo. Het graf werd gezegend door E.H. pastoor Alain Babylon en diaken Bart De Wael. Naast Te Velde werden de nationale hymen gespeeld van Zuid-Korea en België. ( de Brabançonne)
Korea – De vergeten oorlog
Al meer dan 5000 jaar is het Koreaanse schiereiland bewoond door een bevolking afkomstig uit China. Rond het jaar 300 na Christus was Korea verdeeld in drie koninkrijken; één daarvan was KORYO in Noord-Korea; dit gaf de huidige naam aan het land.
In 1392 scheurde Korea zich los van China; dan begon de Yi-dynastie, die onveranderd aan het bewind zou blijven tot 1910. Op dat ogenblik is het Japanse keizerrijk bezig met een agressieve veroveringspolitiek. Het heeft een oorlog tegen Rusland gewonnen en bezet nu ook een groot deel van China, en vanaf 1910 ook Korea. Die bezetting duurde tot 1945.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog besloten de geallieerde mogendheden dat Korea een onafhankelijke staat zou worden, en dat voor een overgangsperiode van vijf jaar dit zou gebeuren onder voogdijschap van China, Groot-Brittanië, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Deze beslissing, waarbij Korea zelf geen zeggenschap had, was de oorzaak van de latere conflicten en van de Koreaanse oorlog.
De Sovjet-Unie erkende in 1948 Noord-Korea als een vrije natie, onder de leiding van Kim-il-Sung, en de Sovjetmilitairen werden teruggetrokken. In Zuid-Korea werd na verkiezingen in 1948 Syngman Rhee als president aangesteld en ook het Amerikaans bezettingsleger verliet het land.
Theoretisch was alles dus goed geregeld, maar de regeringen van de beide jonge republieken erkenden elkaar niet en eisten elk de wettige heerschappij op over het gehele land. Tussen maart en juni 1950 waren er herhaaldelijk grensincidenten, de spanningen werden intenser en de oorlog was onvermijdelijk. Noord-Koreaanse troepen overschreden de 38e breedtegraad op 25 juni 1950 en de volgende dag blokletterden de Belgische dagbladen:
“Noord-Koreaanse Communistische Troepen rukken Zuid-Korea binnen. Spoedvergadering van de Veiligheidsraad. Amerikaanse hulp gevraagd.”
Zuid-Korea roept de hulp in van de Verenigde Naties, en België is één van de 35 landen die gevolg geven aan de oproep van de UNO om troepen te leveren voor een interventiemacht onder UNO-vlag.
De Belgische wetgeving laat echter niet toe om gewone eenheden naar een buitenlands strijdtoneel te zenden, en dus wordt beslist om een vrijwilligerskorps te vormen met de getalsterkte van een bataljon. Het aantal aangenomen vrijwillige dienstnemingen bedraagt 3587, waarvan 89 Luxemburgers. 106 van hen zouden hun zending niet overleven.
Na een harde opleiding in Leopoldsburg en Marche-les-Dames vertrekken de eerste Belgische vrijwilligers op 18 december 1950 met het schip de Kamina richting Korea, waar zij aankomen op 31 januari 1951.
Hun eerste opdracht bestaat uit bescherming van de achterhoede van de UNO-troepen en antiguerrilla acties.
Op 9 maart 1951 betrekken de Belgen voor het eerst stellingen in de frontlijn aan de Hanrivier. Verder waren zij betrokken in de gevechten aan de Imjin-rivier, in Haktang-Ni en in Chatkol. Voor hun prestaties op deze drie plaatsen kregen zij een onderscheiding en de namen mochten vermeld worden op de standaard van het bataljon.
Op 20 april 1951 bemant het bataljon de stellingen aan de Imjin-rivier. Met slechts 466 manschappen moesten zij de 880 man sterke Ulsters vervangen, op een ogenblik dat alle staven wisten dat er een groot Chinees lente-offensief op komst was. Luchtwaarnemingen wijzen uit dat er bij de vijand belangrijke troepenbewegingen zijn op slechts enkele kilometers ten noorden van het Belgisch bataljon. Ook worden Chinese verkenningspatrouilles opgemerkt. De terugtrekking van het bataljon over de Imjin is noodzakelijk, maar het bevel daartoe wordt niet gegeven.
Vanaf 22 april melden de luisterposten Chinese infiltraties met groepen van 20 tot 30 manschappen, waarna een grootscheeps offensief volgt. De vijand nadert tot aan de prikkeldraad die op enkele plaatsen wordt doorgeknipt. Gedurende de hele nacht regelt een Britse verbindingsofficier het schieten van de Britse artillerie, opgesteld achter het bataljon. Slechts deze vuurbasis verhindert de overrompeling van de Belgische stellingen.
Op 23 april gaan duizenden Chinezen tot een massale aanval over met de bedoeling een bruggenhoofd te vormen aan UNO-zijde. Er volgt een tegenaanval, maar er gaan wel enkele posities verloren. De situatie is kritiek en het bataljon bekomt de toestemming om terug te trekken. Daarbij gaan heel wat materiaal, wapens en munitie verloren, maar vooral betreurt men de 12 doden en 30 gewonden.
Eén van die gesneuvelden was Marcel Pieters uit Nederbrakel, aan wie gisteren hulde werd gebracht.