Ring ! Ring ! Ik opende de deur en voor mij stond een buurman. Het was niet het soort buurman die je meteen een elleboogstoot geeft, je weet wel, sinds 2 jaar een surrogaat handdruk. Het was een gewone goeiedagbuurman.
Hij keek bijzonder pijnlijk. Hij vroeg of ik water had. Ik consulteerde niet direct mijn voeten en zei ook niet meteen daarna : Toch niet in mijn voeten ! Ik wist niet of hij een 97% dan wel maar een 11% humorgehalte had. ‘k Zou het niet weten, zei ik. Want ik zat te schrijven toen hij belde en dan laat ik in de keuken meestal de kraan niet lopen om de inspiratie te bevorderen. Dat doet, of deed men in het ziekenhuis om het plassen te stimuleren bij hardnekkige koppigheid van de blaas.
Ik ging gauw kijken en kon de man enkel ontgoochelen met de tijding dat ik nog steeds water had uit de kraan op de gootsteen. Er zat wel niet zo veel druk op als normaal. Het deed me eerder denken aan het plasmoment van een oude begijn met prostaatproblemen.
Hij had in de hand een in 3 gevouwen brief waarop Farys stond, met daarop reeds de meterstand ingevuld. Je hebt je rekening voorzeker niet betaald, lachte ik en hij deed dat ook. Hij had onder de neus een klein stukje haar, van de kruin via de achterkant van de oren doorgegroeid tot boven de lip. Dat stukje lachte mee. Ik veranderde die 11 in 21%.
Toen hij vertrokken was, probeerde ik nog eens en zou toch maar al een emmertje opvullen, je weet maar nooit, maar dat hoefde al niet meer. Een lageloonwerknemer van Farys riep door mijn leidingen, net voor de kraan, enkele malen pft, pft, pft, misschien zelfs 6 keer en toen was het amen en uit. Ik liep vlug naar de voordeur maar zag de buurman net de straat uitrijden. Ik ken zijn nummerplaat :
EAU 000.
De middag kwam, het zand van tussen de spinazie ging, ik at en de vaat verliep normaal.
Intussen stelde ik wel vast dat Farys op al zijn correspondentie en op zijn rekeningen in heel kleine lettertjes moet hebben geschreven : Bij problemen, bel het nr…en mijn telefoonnummer moet hebben opgegeven want de ene telefoon na de andere volgde. Iedereen was ineens geïnteresseerd in mijn wateractiviteit. Ook Hoplr Bevegem stelde aan andere leden telkens diezelfde vraag : Heb jij water ? Vermits ik een laptop heb die nog niet op water werkt, kon ik die levendige correspondentie volgen, ik die niet gespeend was van water.
En toen ? Toen was de lageloonarbeider er terug en zei weer pft, pft, pft. Het begijntje had nog steeds geen goeie uroloog opgezocht en ik moest het voor de rest van de late namiddag en avond waterloos stellen. Ik beperkte mijn spuitwaterverbruik en verdrong dus maar mijn dorstgevoel om de spoelbak van mijn toilet te ontzien. Ik nam mijn grote, witte plastic kan, ja ik weet het, plastic is slecht voor de oceanen maar ik werp die kan toch ook niet in zee. Ik ga ermee bij Conny, de buurvrouw, bedelen om een klein beetje water voor ’s morgens, voor mijn fruitthee. Met Farys weet je maar nooit. Ze was net terug van haar werk in Brussel en begreep daarom ook niet direct wat die uithangende tong bij mij mocht betekenen. Normaal blijft die, de tong, niet de buurvrouw, heel goed binnen.
Een man met een felrode auto , die regelmatig zijn schoonmoeder in de straat komt bezoeken, jawel, zo zijn er ook, stopte daar voor mij, ik op de stoep in gesprek met de buurvrouw en met de waterkan in de hand. Hij stak het hoofd naar buiten, niet al té ver want felrode auto’s dienen niet om er circusnummers in uit te voeren, en vroeg : Geen water ? Wij ook niet op den berg…Ik wist dat hij niet net was afgedaald van de Tourmalet, wel van Grotenberge. Hij was voorzeker op weg naar zijn schoonmoeder met een jerrykannetje water voor haar dagelijkse Royco Gevogelte Crunchy bij haar avondboterham. Zo ’n kleine jerrykan gebruik je maar heel af en toe maar je kan ze toch niet missen, dan nog eerder je schoonmoeder. Hoewel, zulk familielid dat verslaafd is aan Royco Minute Soup Gevogelte Crunchy is meestal nog niet van de kwaadsten.
Toen ik ging slapen, probeerde ik nog eens of de kraan al betere manieren had en het water plofte met gestamp in de buizen in mijn wasbak. Een andere lageloonarbeider, nog lager betaald omdat hij al in het nachttarief opereerde, zei luidkeels plof plof plof.
Ik was zo blij dat ik bukte en door de kraan naar hem riep : “Bedankt hé!”. Hij moet van Myanmar geweest zijn en verstond me niet.
Hij antwoordde dus ook niet.