Lees via deze links ook deel 1 (een decembersprookje) en deel 2 (een kerstsprookje) van de sprookjestrilogie van Anny Bert
Het paard was er als eerste. Het was niet moe, wel levensmoe. Het had jarenlang voor eenzelfde baas gewerkt, nu zouden we dat seizoenarbeid noemen maar het was er altijd gelukkig geweest. Het werd er verzorgd en verwend en waar het arriveerde, juichte en riep men en kwamen de kinderen af op zijn baas en op hem. Het genoot altijd mee van het respect en van de verering voor zijn baas. Toch dacht het paard ooit eens dat het gras groener was aan de overkant en het solliciteerde voor een betere job bij Willy Naessens. Heerlijk zou dat zijn, door de velden van de Vlaamse Ardennen te hossen met een span en een mooie Marie-Jeanne achter zich. Het ondertekende zijn sollicitatiebrief met PVS, wat staat voor Paard Van Sinterklaas. Maar dat maakte niet veel indruk op Willy want het moest, net als alle andere paarden met véél betere referenties, dagelijks het bad in. En dat was er te veel aan. De Sint liet daarna niet één keer voelen dat vergissen paardelijk is en deed alsof er niets was gebeurd. Het hield van zijn werk plots nog meer dan voordien.
Maar toen kwam corona. Eerst dacht het paard dat het om een reclame ging voor het Mexicaanse bier met veel maïs erin maar toen het al die gruwelijke beelden zag vanuit ziekenhuizen, vroeg het zich niet langer af waarom de AA niet ingreep.
Wat later verscheen ook de ezel op de reünie. Dat treffen hadden ze georganiseerd omdat corona die goede, ouderwetse sinterklaasfeesten en kerstvieringen naar het verre verleden had verwezen.
Waar was de tijd, pochte de ezel nu tegen het paard, dat ik in de stal op De Markt bij de kribbe stond. Ik leefde als in een roes. Ik zag er volk passeren, veel volk, schoon volk : de burgemeester met zijn schepenpark, of zeggen ze dat enkel van wagens, maar allen zonder mondmasker. Ik zag er Ghislain langskomen, met hoed maar zonder mondmasker. Ik knipoogde zelfs even naar Christiane, met snelle pas maar zonder masker. Ik zag Marleen en Jean-Pierre, met boodschappentas maar zonder masker.
Zalig was die tijd !
Nu stond hij op een kinderboerderij naast een oude ezelin die al haar hormonen was kwijtgeraakt na een stomp van een speelse geitenbok.
De os was ook graag naar de reünie gekomen maar die lag nu als salami, zonder look, in plakjes in de koeltoog van een slager in Brakel. Onze premier was er verzot op, wist de ezel. Zelfs zich verontschuldigen voor zijn afwezigheid zat er voor de arme os niet meer in.
Veel tijd om nog langer te klagen over de impact van corona en te zeuren over hun tijdelijke werkloosheid hadden ze niet want van heel ver al kondigden ze hun komst aan : 3 schapen. Ze hadden de rest achtergelaten daar in het veld waar de herdertjes bij nacht lagen en voltrouwe de wacht hielden en hun schaapjes telden. Het werd een warme, wollige begroeting tussen de drie en de ezel want samen hadden ze nog ingestaan om voor de verwarming van het Kerstekind te zorgen. Met hun adem !!! Jawel, Engie, jawel Glasgow, jawel Greta en Anuna. Nooit aan gedacht, Zuhal, vooral omdat Vlaanderen zo goed voorzien is van ezels en arme schapen ?
Ze waren echter nog niet voltallig maar de laatste moest wel van verder komen dan paard, ezel en schapen en geduld hadden ze met de jaren wel gekweekt. Sta jij als ezel maar eens uren en uren je warme adem boven een pasgeborene te blazen. Stap jij maar eens als paard met een ouderling op je rug over daken waarop zonnepanelen liggen. Je zou op zulke momenten echt vergeten dat je moet hinniken maar blaffen, loeien, kirren, knorren, sissen liever zou doen.
Net toen ze van plan waren eens op te zoeken waar Finland nu precies lag, rinkelde de GSM van PVS : de grote afwezige was in aantocht, hij was al aan ’t Vosken. Nog wat later klonk heel veraf Ho! Ho! Ho! en een ietsje later stond hij daar voor hen, Rudolf, het rendier van de kerstman. Blatend, iaend, hinnikend heetten ze hem welkom en prezen de charme die hij etalleerde, vooral dan de gaafheid van zijn gewei. Dat bleef inderdaad ongerept en vertoonde nog niet het geringste spoor van slijtage en ouderdom. Rudolf vertrouwde hun echter een klein geheimpje toe : hij wreef zijn gewei elke morgen in met uierzalf.
Dat zette de 3 schapen aan het dromen. Ze zonderden zich samen even af en fluisterden in mekaars oor, en dat was héél nauw door dat etiket WOOLMARK dat er hing. “Zouden wij ook niet mooi staan met zulke takkenbos?” fantaseerden ze maar veel tijd voor dromen was er niet : er moest gefeest worden. Het paard van Sinterklaas, hoewel geen Brabants trekpaard, gaf een rondje Palm en snel daarop nog eentje. Het rendier wilde zich niet laten kennen en gaf drie tournees general Finlandia Wodka. De schapen kenden het einde van hun geluk niet. Zo ’n reünie met een ganse kudde ! Elk van de 3 ontdubbelde zich, vertienvoudigde zich bij elke teug en hun wollen soortgenoten bleven maar komen. Ze trakteerden dan maar op een ganse kist Mouton Cadet Rothschild.
Toen het tijd werd voor het rondje van de ezel, was die nergens te bespeuren. Waar was de ezel ? Die stond bij de beek en vulde er een lederen wijnzak met water, drassig water. PVS en Rudolf wensten elkaar santé en dronken en vonden dat wat het laatst kwam nog het best was. De schapen deden niet meer mee. Die lagen met gans hun kudde, intussen wel 100 voelden ze, onder een boom te slapen.
En de ezel ? Die was al lang onderweg naar zijn ezelin-zonder-hormonen.