“Grafschennis” in Zottegem: schepen nuanceert

Bevoegd schepen Leen Goossens (CD&V) reageert op het ongenoegen bij de naverwanten nadat een cipres op een graf op de begraafplaats aan de Groenstraat ter hoogte van het Sint-Elisabethziekenhuis werd gekortwiekt door de groendiensten van de stad Zottegem.

Lees voorafgaand meer via deze link

Schepen Leen Goossens:

“De medewerkers van de begraafplaats in de Groenstraat zijn momenteel de hagen, gewassen en struiken aan het snoeien. Zij maken daarbij ook de wandelpaden  vrij van overhangend groen. Op de begraafplaats in de Groenstraat zijn er heel wat eeuwigdurende concessies, een aantal van die graven liggen er verkommerd bij, sommigen zijn zelfs helemaal verzakt omdat niemand nog langs komt om ze te onderhouden. De aangebrachte struiken, sierheersters of grondlopers lopen soms uit tot op de wandelpaden en belemmeren zo de doorgang voor de bezoekers. Om de wandelpaden onkruidvrij te houden wordt vandaag ook gebruik gemaakt van onkruidbranders. Maar het spreekt voor zich dat er dan geen overhangend groen afkomstig van beplanting van de zerken  op de  wandelpaden aanwezig mag zijn. Het is in die optiek en om klachten op een gebrekkig onderhoud door bezoekers en nabestaanden te vermijden dat onze medewerkers graven die niet of niet goed onderhouden worden zelf wat ordentelijk houden. Men heeft mij gezegd dat deze cipres  in het verleden al verschillende keren door onze mensen ingekort en bijgesnoeid werd wegens gebrekkig onderhoud door de familie. Intussen is deze echter zo groot geworden dat hij niet alleen over de wandelpaden hing, maar ook over het aanpalende graf en de wortels ook al uitliepen tot onder de grafzerken ernaast. En dus hebben de medewerkers hem volledig ingekort. In principe had dit  niet mogen gebeuren zonder medeweten van de nabestaanden en hadden ze eerst een brief hierover moeten ontvangen. Ik begrijp dat dit gevoelig is voor hen en niet prettig is om dit op deze manier vast te stellen. De stad zal de familie contacteren, onze excuses aanbieden en met hen overleggen welke beplanting in de plaats aangebracht kan worden.”