Niemand zal eraan twijfelen dat de Oudenberg, het dak van de stad, een heilige plaats is en wellicht zelfs het oudste en meest bekende maar zeker niet het enige sanctuarium van de streek. Zoals we zagen is de Oudenberg omringd door tientallen andere heiligdommen.
Daarnaast gaat onze aandacht ook naar twee oude toegangswegen naar de Oudenberg. Eenieder kent de Trappen van de Oudenberg waarvan we de eerste vermelding vinden in 1658: “Betaelt an Jan de Pot ende Abraham Cuveliers over ’t repareren van de trappen van den Audenberghe”. Anderhalve eeuw later zijn die weer dringend aan restauratie toe want op 11 mei 1810 stelt de gemeenteraad vast dat er sedert vele jaren geen enkele herstelling aan de trappen van de Oudenberg meer plaatsvond. Dit heeft voor gevolg “dat het water dat met slagregens er afstroomt bijna alle stenen en boordstenen losgewoeld en meegesleept” heeft zodat die wandeling -een van de mooiste uit de omgeving- bijna niet meer te gebruiken is”. Dat jaar trekt de gemeenteraad 500 frank uit om de trappen te herstellen.
Via de Oudenbergtrappen naar het Hemelrijk
Toen koning Willem in juni 1829 de stad -en zijn persoonlijke vriend burgemeester Charles Bogaert- voor de tweede maal kwam bezoeken, had het stadsbestuur de trappen naar de Oudenberg laten herstellen. “Om die plechtig in te wijden, zou de Koning zich, tijdens zijn verblijf alhier, langs den nieuwen weg naar den Oudenberg begeven. Het was de eerste maal dat men zich van Staatswege bemoeide om dit zoo schilderachtig oord meer te doen waarderen. Niemand kan gissen om welke reden dit deel van ’t programma niet uitgevoerd werd”. Dat de tweede ontvangst van de koning minder hartelijk verliep dan die in juni 1823 en dat een gedeelte van het programma werd geschrapt is wellicht te wijten aan het feit dat de orangistische burgemeester en het Hollands bestuur hier steeds meer tegenkanting kregen van de katholieken en de liberalen. De Belgische Omwenteling was nabij…
Van het drank- en spijshuis Het Hemelrijk-le Paradis, bovenaan de oude Muur en boven de trappen van de Oudenberg, zijn archivalische vermeldingen bekend uit 1774, 1789, 1827… Volgens Luc VAN DURME kan die eigennaam thuishoren in de necrosfeer en dus wijzen op een zeer oude begraafplaats. Dit zou dan verband kunnen houden met de onderstelling van pater Marcel VAN KERCKHOVEN als zou het “hoogste deel van de Oudenberg een kunstmatig aangelegde tumulus zijn: een grote hoop aarde of stenen die boven de overblijfselen van een dode worden gelegd… Mogen we verder niet onderstellen dat de geheimzinnige vijver de aarde leverde voor die tumulus en nadien onder water liep? Indien dit waarheid is zou de berg wel kunnen de begraafplaats van Aldo zijn”. Dit kan natuurlijk in verband worden gebracht met een paar andere bij ons bekende toponiemen uit de postmortale sfeer: de Klein-Frankrijkstraat, een van de vele wegen naar de Oudenberg en volgens VAN DURME een mogelijke verwijzing naar namen van oude begraafplaatsen als Vranckryck en Fransberg. En ook de reeds geciteerde Hunnenberg, een andere naam voor Oudenberg, kan verwant zijn met de Hunebedden, de naam van de megalitische graven uit de Trechterbekercultuur, zowat 4000 jaar vóór Christus. In de onderstelling dat de Oudenberg werkelijk een prehistorische begraafplaats is dan achten we het goed mogelijk dat het trac é van de Trappen in lang vervlogen dagen de kortste en rechte weg van de lager gelegen stad naar dit heiligdom vormde. Aangezien de Mariakapel op de Oudenberg afhankelijk was van de Sint-Adriaansabdij moeten we er ook rekening mee houden dat de Trappen de kortste weg vormden tussen de abdij en de Oudenbergkapel, waar jaarlijks verscheidene processies heentrokken.
Heel even vermelden we hier ook nog de Halleweg, de verbindingsweg tussen twee mariale bedevaartsoorden: de Oudenberg en O.-L.-Vrouw van Halle. Aan het Stenen Kruis, waar de Halleweg uitgeeft op de Edingseweg, en aan het verdwenen Hof ten Broeke, het “Vervloekt Kasteel”, zijn verscheidene volksverhalen verbonden net overigens als aan veel andere heiligdommen.
In 1981 werd de “oude” Muur nog een stukje moeilijker gemaakt door de Kapelmuur in leven te roepen: door die lus rond de kapel (met een stijgingsprocent van 17 %) steeg de gemiddelde stijging van de hele Muur tot 9.30%.
Toen de “oude” Muur in 2004 werd gerestaureerd kreeg de voorgevel van het Hemelrijk, boven de Oudenbergtrappen en aan de scheiding van de oude en de Kapelmuur, een metalen plaat met een fraai en fragiel stukje lyriek over een taaie en tergende brok heroische wielrennersepiek van de hand van de Ninoofse stadsdichter Willie Verhegghe (Denderleeuw ° 1947):
De Muur van Geraardsbergen
Rilling en razernij door het peloton:
de Muur van Geraardsbergen staat
als een pantsercolonne van kasseien
te wachten en lacht zijn stenen bloot.
Benen breken in een helse kramp
hoofd en adem haperen bij zoveel vertoon
van hoog en steil en bijna niet te temmen.
De Muur slaat zijn porfieren klauwen uit,
maait als een oorlog jonge mannen weg.
En houdt dan plots op muur te zijn:
wanneer de strijd bergop gestreden is
en de laatste man zijn lijf behoedzaam
tot zijn oude vormen heeft teruggebracht
huilt de helling om voorbij verdriet.
Fluweel over de stad die haar torens telt
en de renners afgeranseld naar de finish jaagt.
Willie Verhegghe, 2004
Andere heilige plaatsen
Naar gelang onze persoonlijke voorkeur kunnen we nog tal van andere heilige plaatsen in de stad aanduiden.
In verscheidene historische studies staat te lezen dat de parochie rond de Hunnegemkerk reeds verscheidene eeuwen bestond toen de stad op het einde van de elfde eeuw werd gesticht. Gaandeweg verloor de Hunnegemkerk haar oorspronkelijke parochiefunctie en leefde ze verder als bedevaartsoord rond het mirakuleuze Mariabeeld uit de 11de of de 12de eeuw. Dit beeld verdween tijdens de Beeldenstorm en het werd vervangen door het huidige Moeder-met-Kindbeeld dat wellicht afkomstig is van een 16de-eeuws houten retabel uit de Hunnegemkerk. In de eeuw daarop kreeg de voormalige parochie- en bedevaartskerk, door toedoen van de St.-Adriaansabdij, een nieuwe functie toen twee benedictinessen uit het Franse Arras er zich in 1624 kwamen vestigen en de basis legden van de priorij die enkele jaren geleden werd opgeheven.
De paters benedictijnen die zich omstreeks 1096 in de bovenstad vestigden verwierven de relieken van de heilige Adriaan in de loop van de 12de eeuw. Sindsdien groeide de St-Adriaansabdij uit tot een Europees bedevaartsoord dat massa’s pelgrims op bezoek kreeg. Naast gewone stervelingen uit de zuidelijke en de noordelijke Nederlanden, Engeland, Denemarken, het Duitse Rijk, Lombardije, Zwitserland, Savoie, Itali ë… werden ook regelmatig hoge gasten genoteerd als de Bourgondische hertogen en hun echtgenotes evenals de toekomstige Franse koning Lodewijk XI die de abdij bedacht met een geldelijke schenking van 22.000 pond. Omwille van het heiligdom van St.-Adriaan in de abdij werd de stad in de late Middeleeuwen ook soms Adrianopolis (= stad van Adriaan) genoemd.
Hoewel pastoor Gustaaf DE VOS (1845-1907) beweerde dat het hospitaal hier in 1100 werd gesticht, komt Geert VAN BOCKSTAELE tot de vaststelling dat de stichting ca. 1200 onder graaf Boudewijn IX (1194-1205) plaatsvond. Bij de ziekenzorg kende het gasthuis niet alleen heroïsche maar ook dramatische periodes. Tijdens de Beeldenstorm was het zodanig toegetakeld dat de “religieusen subietelyck hebben moeten vluchten naer Berghen, soo achterlaetende hunnen sieke, welkers geremte sy noch ghevonden hebben in hun bedde als sy naer eenige jaeren wedergecomen syn”.
Rond het midden van de 13de eeuw rees hier het begijnhof van St.-Margaretha op en tot 1796 zouden er zich devote juffrouwen (maximaal 40) terugtrekken rond hun kapel aan de linkeroever van de Dender. Na het heengaan van het laatste begijntje in 1843 ging het begijnhof over naar de stad en tijdens de Schoolstrijd werden alle gebouwen in 1880 gesloopt om plaats te maken voor de gemeenteschool. Pastoor DE VOS slaagde erin een en ander te redden o.m. de Calvarie die sindsdien in de hospitaalkerk te kijk hangt.
De parochiekerk van St.-Katelijne die in 1515 door de abdij was geïncorporeerd, kreeg van abt Gaspar Vincq een eeuw later een nieuwe functie: in 1622 gaf hij aan de paters miniemen de toelating zich in en rond de Sint-Catharinakerk te vestigen. Sinds 1824 maken de kapel en de kloostergebouwen deel uit van het Sint-Catharinacollege.
In 1466 vestigden de paters karmelieten zich in den Ham op het domein de Borght dat de adellijke dame Maria vander Gracht hun testamentair had overgemaakt. Rond hun kloosterkerk stichtten de caermers ook een school voor arme kinderen. Tijdens de Franse Revolutie werden ze verjaagd en hun eigendommen werden als nationale goederen verkocht. Via kanunnik Constant Van Crombrugghe (1789-1865) kwam het hele domein in 1864 in handen van de door hem gestichte congregatie der jozefieten.
Een ander religieus heiligdom staat op de Markt waar de 13de-eeuwse kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Maerct na de verwerving van de relieken van St-Bartholomeus (1515) de Bartholomeuskerk werd. Zoals dat vaak het geval is met marktpleinen hebben het stadhuis, een groot aantal herbergen en de belangrijkste partijlokalen gedurende geruime tijd van de Markt ook de ziel en het kloppend hart van de stad gemaakt.
Profane heiligdommen
Bij Victor FRIS lezen we: “Van al de gebouwen die Geeraardsbergen in de Middeleeuwen bezat was er reeds in 1627, buiten de verminkte muren van den Pijntoren en den Dierkost, geen steen op steen gebleven”. Beide natuurstenen getuigen maakten sinds 1332 deel uit van de verdedigingsgordel rond de stad. De Dierkost (als monument beschermd in 1968) is makkelijk te bereiken van beneden de Vesten of via het Boerenhol. De Pijntoren daarentegen staat in de tuin achter een woning aan de Molenstraat en is alleen van daaruit zichtbaar. Die particuliere tuin is ook bereikbaar via het brugje over de beek aan de stuwsluis op de Dender.
Zoals o.m. SANDERUS en VAN WAESBERGHE schrijven was Geraardsbergen zo rijk aan bronnen en fonteinen (fontium tantam copiam) dat het daarmee “alle de andere Steden van de Nederlanden, Brussele uitgezondert overtrof”. Om die reden verdienen wellicht ook de gotische Marbolfontein en het oudste Manneken-Pis van ons land de status van heiligdom.