‘En de boer hij zwoegde, voor zijn dagelijkse patatten, voort!’
Wie zoals ik in de jaren vijftig van vorige eeuw is opgegroeid, weet dat er een groot verschil bestaat tussen de jaren 1955 tot 1960, en de daarop volgende vijf jaren 1960-65.
Niet alleen de huizen en de straten ondergingen toen in tien jaar tijd en totale metamorfose, maar ook op technologisch gebied veranderde er veel. Als kind van het platteland zag ik bijvoorbeeld hoe de landbouwers de dorsmachine voor de maaidorser ruilden, en hoe een paardengespan vervangen werd door een tractor.
‘Schatjes van Patatjes’ op een akker nabij Lutosa in Leuze (Henegouwen)
Rechtover het huis waar ik ben opgegroeid lag een akker die bewerkt werd door boer Hector Spitaels. Een rechtschapen doodbrave man die tijdens Wereldoorlog II (op 8 mei is het 61 jaar geleden dat deze oorlog eindigde) elf maanden krijgsgevangene had geweest. Hector had daar zoveel pijnlijke momenten meegemaakt, dat hij, door de tirannie van de Duitsers, zowel fysiek als moreel was gekraakt.
Als kind zag ik hoe Hector met een gespan van koeien zijn land bewerkte en hoe hij zijn graanveld pikte met een pik en pikhaak. Op een goeie lentemorgen, wanneer ik al een knaap van tien of elf jaar was, was hij aan het ploegen. Rond negen uur stopte hij zijn taak en at een boterham, hij deed dit rechtover onze woning. Doordat ik mij door hem en door zijn koeiengespan aangetrokken voelde, hield ik hem in het oog, en wanneer hij gegeten had en nog even rustte, stapte ik op hem af. “Mag ik eens meelopen terwijl je ploegt?” vroeg ik. “Ja, kom ma’ mee” antwoordde hij. “Wat ga je erop zetten als het geploegd is?” vroeg ik opnieuw. “Zomertarwe,” zei hij. “Ha, ik dacht dat het voor patatten was,” antwoordde ik als een boer met kennis van zaken. “Er hebben rapen op gestaan,” sprak hij, “en op een veld waar knolgewassen hebben op gestaan, worden opnieuw geen knollen gezet. Hier naast op het stoppelveld, daar komen er wel patatten.”
“Ga je dat stuk deze week ook nog ploegen,” zette ik ons gesprek verder. “Nee, daar moet eerst nog mest op aangebracht worden, dat zal ik maar ploegen midden april.” “Dan zal je nog veel werk hebben zeker, om al dat mest met je kar en koeiengespan naar hier te brengen?” “Ja, ma’ daar is niets dat presseert, manneken” sprak hij rustig, terwijl hij zijn ploeg in het oog hield.
Soms moest hij met het ijzeren handvat, dat vooraan op de ploeg op een hoge ijzeren staaf was bevestigd, de ploeg bijsturen. Hij gebruikte hier telkens veel kracht voor. Waarna de voorsnede van de ploeg, het onkruid en het oude rapenloof terug van de bodem af schraapte, en het in de ploegvoor keerde. De grote ploegsnede keerde er dan blinkende plakken aarde over, zodat er achter de ploeg een bruine versgeploegde akker achterbleef.
Meestaal liepen er achter de ploeg een tiental witzwarte kwikstaarten om de omgeploegde aardwormen op te pikken. Een nerveuze bedoening was dit, waarbij zowel de kopjes van de vogels als hun lange witzwarte staarten knikkend bewogen.
“Waarom ploegt gij feitelijk?” wou ik opnieuw weten. “Om lucht en warmte in de grond te brengen, zodat de resten van het loof kunnen verteren tot meststof voor de tarwe.” “En, moet er hier dan geen mest op?” “Ik heb hier verleden week beer op gespreid, ook dit zal door het ploegen veel meer werken in de grond. Vooraleer ik zaai zal ik er nog een beetje chemische meststof op gooien, dat is goed voor tarwe.” “Voor patatten ook,” wou ik weten. “Nee, patatten krijgen geen chemische meststoffen.” “En waarom niet?” “Omdat ze door chemische meststof naar medicamenten smaken al ze rijp zijn, en omdat mensen van voedsel die te veel ‘chemiek’ gekregen heeft heel ernstig ziek kunnen worden,” sprak hij heel overtuigd.
Wanneer ik verleden week zaterdag achter ons huis een tractor van wel 100 Pk, een ploeg die zes sneden heeft zag trekken, moest ik aan Hector en zijn koeien denken. De landbouwer ploegde dezelfde dag zijn veld van bijna een hectare groot. Strooide er met strooimachine en met een lichtere tractor chemisch mest op, en egde daarna zijn land. Opnieuw met de zware tractor werden er dan met de plantmachine aardappelen geplant, die onmiddellijk ook gebalkt stonden. Nu zal de geschoolde boer nog enige keren met allerhande sproeistoffen over zijn aardappelveld rijden, om in september karrenvol patatten te oogsten.
Wanneer ze ergens, ik weet niet waar, zullen geconsumeerd worden, zal vooral bij ouderen opnieuw het al bekende gezegde vernoemd worden: “De patatten smaken niet meer zoals vroeger. Hoe komt dat toch?”
Karel De Pelsemaeker
PS:
Foto, genomen in het Frietmuseum in Brugge.