Talenknobbels : Teuren, teure en teur in onze dialecten

dialect albert schrever teure IMG_20170512_0003-1

Vlaamse Ardennen, 13/07/2017 –  Het voor sommigen nogal vreemd klinkend tussenwerpsel “teuren” wordt in de regio Geraardsbergen-Zottegem-Deinze-Roeselare-Kortrijk vaak gebruikt met een speciale, aansporende betekenis. Zinnen als “Teuren, ga eens een brood halen”, “Teuren, loop er achter”… zijn daar een voorbeeld van. Velen vragen zich af waar dit mysterieuze woordje eigenlijk vandaan komt. Wat is zijn oorspronkelijke betekenis? Het is beslist niet typisch Geraardsbergs. (AS)

dialect albert schrever teure IMG_20170511_0001

Volgens de meest verspreide stelling zou het tussenwerpsel “teure(n”) afkomstig zijn van “ga deure (= ga door)” dat werd verkort tot “deure” en naderhand werd verscherpt tot “teure”. Die zg. verscherping vinden we in ons dialect o.m. ook in de vervorming van “durven” tot “turren”, “domme(toch)” tot “tomme(toch)”, van “het dak” tot “het tak” en van “de skole” tot “’t skole”.

In zijn “Algemeen Vlaamsch Idioticon” schrijft pastoor SCHUERMANS dat de interjectie “teure(n)” veel in Vlaanderen, vooral in West-Vlaanderen, wordt gebruikt in de zin van de Franse uitdrukking “va-t-en”. Een nagenoeg identieke verklaring vinden we bij De Bo die “teure” verklaart als een “hardere uitspraak van “deure, ga deure”, imperatief van “deuregaan”, d.i. doorgaan, voortgaan.

Diezelfde stelling wordt ook door hedendaagse filologen verdedigd o.m. door dr. Frans DEBRABANDERE, in zijn artikel “Westvlaams Teure” dat hij liet verschijnen in de “Mededelingen van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde” (1989).

Andere interpretatie

Een totaal verschillende interpretatie en nieuwe aanvullende gegevens vinden we echter in het artikel “Teure! Etymologie versus volksetymologie” van dr. H. RYCKEBOER die, wellicht voor het eerst, een vrij nauwkeurige afbakening geeft van de “teure(n)-zone” (zie zijn dialectgeografische kaart). In het zuiden loopt de grens gelijk met de taalgrens van Geraardsbergen tot Moeskroen; noordwaarts loopt de “teure(n)-lus” door tussen de steden Roeselare, Tielt, Deinze en Zottegem. Uit die dialectgeografische situering leiden we af dat de Oost-Vlaamse “teure(n)-zone” niet veel kleiner is dan de West-Vlaamse.

Om diverse redenen kan RYCKEBOER zich niet akkoord verklaren met de eerst vermelde etymologische verklaring. Volgens hem dient “teure(n)” te worden beschouwd als een samentrekking van “toe” en “(h)urre”: “toe” interpreteert hij als een verscherpte imperatief van “doen” en “(h)urre” beschouwt hij eveneens als een imperatief van het werkwoord “(h)urren (= zich haasten)”, dat verwant is met het Engels werkwoord “to hurry”. Uit “toe” en “(h)urre” ontstond dan het nieuwe tussenwerpsel “teure(n)” dat te vergelijken is met de Engelse nadrukkelijke imperatief “do hurry” en dat o.m. ook aansporende betekenis heeft (cfr. “Toe, ga eens kijken!” en “Toe, loop eens om een brood!”).

Hoewel we geen absolute bewijzen kunnen voorleggen en zeker niet willen optornen tegen bovengenoemde specialisten menen we dat er nog een derde, volgens ons even aannemelijke, verklaring is voor de etymologie van die adhortatieve interjectie “teure(n)”.

dialect albert schrever teure IMG_20170512_0002

Romaanse oorsprong?

Aangezien de “teure(n)-zone” op de bovenvermelde dialectkaart in het zuiden gelijkloopt met de taalgrens achten we het niet onmogelijk dat het Geraardsbergse “teure(n)” van Romaanse oorsprong is. Wie ons dialect kent weet immers dat het, o.m. op lexicologisch, fonologisch en syntactisch gebied, sterk is beïnvloed door het Frans, (Waals, Picardisch…). Telkens als we een uitdrukking met “teuren” gebruiken valt het op dat de aangesprokene zich frontaal tegenover de spreker bevindt. Wanneer die zegt “Teuren, loop eens om een brood!” of “Teuren, ga eens kijken!” dan dient de frontaal aangesprokene rechtsomkeert te maken: hij dient dus de rug te keren naar de spreker welke beweging in het Frans “tourner (le dos)” (en in het Engels “to turn oneself”) heet. Dat “teure(n)” oorspronkelijk een imperatief (gebiedende wijs) moet zijn geweest (wat -weliswaar op andere etymologische gronden- ook door RYCKEBOER wordt bewezen) vinden we nu nog in Geraardsbergse zinnetjes als “Teuren naar uw bed!” en “Teuren naar de kelder!” wat onze visie alleen maar kracht bijzet. Die imperatief zit ook in de West-Vlaamse attestaties als “Teure ne keer!” en “Teure voort!”. Omdat de bijwoordelijke uitdrukking “ne keer” en het bijwoord “voort” er enkel van een werkwoord kunnen afhangen menen we dat onze etymologie, zeker in dit geval, ook voor het West-Vlaamse “teure(n)” kan gelden.

Die aanvankelijke imperatief “teuren (= draai je om)” zwakte semantisch af en evolueerde gaandeweg tot de aansporende interjectie “teuren (= vooruit, toe, komaan dan!)”.

Omdat het uitvoerig bewijs van de evolutie (= palatalisering) van de Franse “ou [= tOUrne(z)]” naar onze Vlaamse “eu (tEUren)” ons te ver zou leiden, wijzen we enkel op de correlatie tussen de Franse “ou (moulin)” en de Vlaamse “eu (meulen)” in woorden als “bouclier/beukelaar, Louvain/Leuven” en “bourse/beurs”. Het is niet uitgesloten dat het Engelse werkwoord “to turn” hier, bij die wisseling van het vocalisme, misschien ook enige invloed kan hebben gehad.

Wat het consonantisme betreft kan de overeenkomst tussen het Franse “TouRNe(z)” en ons Vlaamse “TeuReN” echter door niemand worden ontkend: trn= trn.

Een bijkomend argument om onze verklaring te verdedigen vinden we ook nog in de bij ons meestal (maar elders soms minder) duidelijk hoorbare eind-n van “teure(n)” die door de twee West-Vlaamse specialisten niet wordt verklaard. In het dialect van Oosterzele citeert dr. em. Johan Taeldeman ook de vorm zonder eind -e: “Teur: <tussenwerpsel: aansporing > bv. teur luu ëp ne kie ër achter ne pak sigaretten”.

De imperatief teuren (= draai je om) zwakte semantisch af en evolueerde gaandeweg tot de aansporende interjectie teuren (= vooruit, toe, komaan dan!). We moeten wel toegeven dat het semantisch element “Haast je!”, dat ons “teure(n)” meestal impliceert en dat duidelijk vervat zit in de etymologie van dr. RYCKEBOER, in onze etymologische verklaring ontbreekt.

Teirlinck

Bij het lemma “Teur, teure” citeert Is. TEIRLINCK (“Zuid-Oostvlaandersch Idioticon”) de verklaring van De Bo: “D(e) B(o) brengt het tot “gaat deure(e)” (uitspr. gaat teure) = ga(at) weg”. TEIRLINCK voegt er echter kritisch aan toe: maar ik durf niet zeggen dat hij gelijk heeft. Een eigen verklaring voor de etymologie van teure(n) heeft die Zegelsemse vorser wellicht nooit gepubliceerd.

Zolang niemand onze verklaring weerlegt houden we staande dat de Geraardsbergse adhortatieve interjectie “teure(n)” ontstaan is uit de Franse imperatief “tournez-vous)”. Omdat niet alleen het Oost-Vlaamse maar ook het West-Vlaamse teure(n)-gebied een breed raakvlak heeft met Walloni ë kan onze etymologie ook voor het West-Vlaamse “teure(n)” gelden.

We legden onze interpretatie voor aan de beroepsdialectologen dr. DEBRABANDERE en aan dr. RYCKEBOER die echter elk bij hun stelling bleven.

“De Verloren Zoon”

Om te bewijzen dat het woordje “Teuren” hier al een tijdje bestaat ronden we ons verhaal af met een passage uit de bekende “Parabel van de Verloren zoon” die in de 19de eeuw tweemaal werd omgezet in het Geraardsbers dialect. In het “Belgisch Museum” van Jan-Frans Willems publiceerde Frans Rens (1805-1874) in 1839 de parabel, waaruit we een passage lichten en waarin “Teure” voorkomt.

“Tus riep de vooyer eene va zan knechten en zay oon den di ën: Teure luept, olt a gauw man splinternu kazakke, en doe z’ em oon, stikt ten ne rink o zane vin-er en schoenen oo zan voeten, uyltj ieuk ’t vet kalf uyt de stael en doevet dieud; lot os nauw buyk stoo bay eten en leutig zayn; want manne jon-en was dieud en a es were leêvendig geworren; a was verloren in a es van eêr gevonden. Tus begosten ze altemool teten en te drinken en leute te mooken” (Toen riep de vader een van zijn knechten en zei tot hem: Vlug, loop, haal gauw mijn splinternieuw kleed en trek het hem aan, steek hem een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten, haal ook het vet kalf uit de stal en slacht het; laat ons nu buik sta bij eten en leutig zijn; want mijn zoon was dood en hij is weer levendig geworden; hij was verloren en hij is weergevonden. Toen begonnen ze allemaal te eten en te drinken en leute te maken).

Van Victor Jacobs uit Overboelare verscheen in 1874 in het “Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon” van dr. Johan Winkler (1840-1916) de recentere versie die, wat de betekenis betreft, nagenoeg overeenkomt met die van Rens en waarin ook het tussenvoegsel “teure” werd geattesteerd.

“Tusj riep de voaier oa’ za knechten: teure lupt! oltjsj a gau man splinternu plunje en doe ze ‘m oan; stikt ne rink oa’ zane vinger en schoenen oa’ zan voeten. Pakt ’t vet kalf uit de staal en doev-et af! Lot ons na eten en kermesse auen! Want mane zone was diued en a es were lèvendig geworren; a was verloren en a es van-er gevonnen. En ze begosten seffisj toafelinge t’auen”.

We willen er de lezer op wijzen dat dialectologie en etymologie pas in het begin van de 20ste eeuw academische disciplines zijn geworden. En dat absolute zekerheden hier zelden voorkomen.

Albert Schrever