E-column uit Goeferdinge: Een spreeuw als zanger en kapelmeester

 

spreeuw nunspeet spree -9417 - 2

Column, 02/06/2017, Karel De Pelsemaeker – ‘Ik heb ooit eens een zwerm spreeuw gezien van zeker driehonderd vogels’ vertelde mijn vriend Frank me vorige week. ‘Het was precies of ze waren met elkaar verbonden zoals die bende vloog en zich gelijktijdig bewoog.’ ‘Ja die, ze vliegen net of zijn op elkaar gesynchroniseerd’, antwoordde ik. Terwijl ik Frank deze uitleg gaf, dacht ik eraan om eens een column aan deze vogels te wijten.  

Karel Depelsemaeker banner

Heeft u trouwens, beste lezer, al eens een mannetjesspreeuw horen zingen? Deze lente woont er een koppel onder het dak van onze buren, je zou eens moeten horen wat dat mannetje allemaal zingt! Zo een spreeuw vormt in zijn eentje een hele harmoniekapel; hij musiceert voor de snavel weg, en is nooit bek af. Heel zijn ziel en zaligheid legt hij in zijn improvisaties. Zanger van eindeloze potpourri’s, met talloze stemveranderingen. Eigenlijk moet u hem ‘horen en zien’ wanneer hij ergens zijn serenades opvoert.
Want ‘Sturnus vulgaris’ zingt met heel zijn lijf. Hij trilt en springt, slaat met de vleugels en kleppert met zijn snavel. Ja, zijn snavel gebruikt hij als slaginstrument. Naast de ooievaar is de spreeuw de enige klepperaar. En het gaat maar door met muziek maken. Rebbelend, ratelend, piepend, en fluitend. Altijd welluidend, zelfs als hij zit te knarsen. Want intussen imiteert hij alles en iedereen. De miejouwende kat, de schreeuwde buizerd, de roep van de wielewaal, een piepende deur, de radio die op het zomerse terras zijn liederen laat horen of een dreinende peuter. Grapjas onder de vogels. Zie hem daar parmantig lopen met zijn knikkend kopje, net een kleine kraai. Hij behoort tot de snelste vliegers onder het vogelvolk. Er zijn al snelheden gemeten van 20,6 meter per seconde, oftewel 74,2 km per uur. In zijn vlucht legt een spreeuw na enkele vleugelslagen zijn vleugels niet tegen zijn lichaam aan, maar spreidt ze ver uiteen. Zo glijdt hij zwevend verder.

spreeuw 1-Galmaarden_1april2007-3

In het voor- en najaar vormt hij enorme zwermen. In het voorjaar zijn het trouwens Scandinavische spreeuwen, die bij ons hebben overwinterd en dan wachten tot de sneeuw in hun zomergebied is gesmolten. In het najaar zijn het ‘onze’ spreeuwen, die zich verzamelen voor de trek naar het zuiden en naar Engeland, sommige zelfs naar Zuid-Ierland.

Zo’n spreeuwenzwerm vormt een wenkbare ‘wolk’, die als het moet, in de lucht, niet terugschrikt voor een massale aanval op roofvogels. Vaak zie je zo een ‘spreeuwenwolk’ laag langs de grond scheren en vlak voor een hindernis, een afrastering bijvoorbeeld, gelijktijdig en bijna mechanisch en gesynchroniseerd over het obstakel vliegen (het is bijna of ze springen erover) en de vlucht langs de grond voortzetten.

Als holenbroeder woont de spreeuw graag onder de pannen of onder daklijsten. Nestkasten en gaten in muren staan hem wel aan. Met andere holenbroeders kan hij eindeloze gevechten leveren. Spechtnesten vindt hij het einde, vooral wanneer ze door de bouwers kant en klaar worden aangeboden. Dat deze bouwers ook de rechtvaardige eigenaars zijn, ontgaat meneer spreeuw. Hij gaat er juist van uit, dat zo een nest speciaal voor hem gemaakt werd. En daar komt dan zeker geduvel van!
Voor de verloving brengt de mannetjesspreeuw een bloempje mee. Een viooltje, een madeliefje of een bosanemoon, waarmee hij het nest versiert. En in de nazomer, als de bessen rijp zijn, worden man en vrouw spreeuw echte ‘vlierfluiters’ en ‘druivenplukkers’, gewoon dronken van plezier gaat het mannetje nog gauw eens een liedje zingen of iets imiteren, doch de drift waarmee hij nu in de zomermaand zijn nest verdedigde is er uit.

Lang geleden, in 1957, tijdens de kermis in onze straat, dat was de Zavelstraat in Overboelare. Zat er dicht nabij het Caf é van Omer Maesfranckx een spreeuw op de daken die ‘De boerinnekesdans’ zong. In het caf é had men gedurende de kermisweek telkens weer dat liedje gespeeld. Meneer spreeuw die in de derde week van juni de wacht hield bij zijn nest had het vanuit de luidsprekers allemaal gehoord en zong, uit ganser harte, voor vrouw en kroost het melodietje: ‘ Zie de boerinnekens hun rokjes zwaaien, het is kant en broderie tot boven aan de knie.’ Maar dat is lang geleden, van toen er nog geen karaoke party’s betonden. Of toch?
Nog een kleine bedenking van mij: De natuur is een wonder. Een miljoen jaar geleden wist nog niemand dat de mensen een bril zouden dragen en toch staan onze oren op de goede plaats.

Karel De Pelsemaeker.
Foto’s Luc Favijts en Wouter Faveyts medewerkers bij natuurpunt Boven-Dender.

PS: spreeuwen zijn een van de meest voorkomende broedvogels van de lage landen. Ze broeden van half april tot in juni. Een koppel heeft soms 1 of 2 legsels met gewoonlijk 4tot 6 eieren. Broedduur: 11-13 dagen. Spreeuwen izijn geen koloniebroeders, maar ze roeden wel graag met meerdere soortgenoten dicht bij elkaar in de buurt. De jongen zitten 19-24 dagen in het nest. Als ze zijn uitgevlogen zijn, worden ze nog zo’n 4-5 dagen gevoerd. Jonge spreeuwen hun grootste vijanden zijn valken Zowel torenvalken als boomvalken voederen graag hun jongen met het vlees van een jonge spreeuw.