Anny Bert, 11/08/2017 – De zon was al flink haar best aan het doen om een natie van bleekscheten eindelijk eens een zomers gevoel te bezorgen. De temperaturen stegen en na de middag zou het gebeuren : Saoedi-Arabi ë in Vlaanderen. De olie was er al, de arachideolie, en de maïsolie, niet opborrelend uit een put maar uit een fles en wachtend op een rol bij de BBQ.
De slagers vierden hoogdagen want wat anders bij het afval belandde wegens te vet en te pezig, heette nu poesjkinworst, draculaworst, kolbasa, sucuk, als het maar anders klonk en de deur uitging.
De buurt vulde zich al met zondige geuren maar wij twee zouden ons beperken tot een zalige zondagrust. Ik had zijn tuinzetel al naast de mijne geïnstalleerd, een tweeling met een hoge rug en armsteuntjes. Zijn kussen was dikker dan het mijne en hij kreeg ook geen strandlaken, wel een grote witte doek, gerecupereerd van een oud onderlaken. Dat zwarte haar h é ! Ik kamde hem nochtans elke morgen heel zorgvuldig, buiten, op de tuintafel. Maar zo ’n zwarte kater laat nu eenmaal zijn harige sporen achter. McCartney. Zingen deed hij niet, evenmin als gitaar spelen.
Hij had ooit het ouderlijk dak verlaten, zeg maar het tuinhuis van een jong gezinnetje, en daarbij aan broer Lennon beloofd weer te keren. Vanop mijn grasperk bekeek hij me, dwars door het dubbel glas dat nog de -25 ° van een Zottegems Antarctica bedwong. Hij bleef er stokstijf staan, fixeerde me en snoof doorheen het gesloten raam of hij wel met een dierenvriend had te maken. Als hij spinnen ook in het dierenrijk rangschikte, dan had hij met een moorddadige dierenhater te doen. Maar echt vluchten deed hij niet. Hij draaide zich uiterst waakzaam om en vertrok zoals hij was gekomen.
De lichaamsgeur moet voortreffelijk zijn geweest want de volgende morgen was hij er al. Hij stak nog steeds in ’t zwart zoals de vorige dag. Hij was al dichterbij komen zitten, likte na een tijd zijn pootjes en nog wat later mocht ik zelfs getuige zijn van een slotakkoord toen hij zijn sleutelgat een wasbeurt gaf. Ik wist toen nog niet dat hij alle ballast al bij de dierenarts had achtergelaten.
Het werd een vaste pendeldienst tussen zijn thuishaven en mij waarbij hij steeds later aan Lennon verslag ging uitbrengen, de Jan Balliauw in kattenvacht.
Na ongeveer een week moest Lennon hem op een morgen nogal bitsig hebben begroet met : Man, jij kan snurken ! en weg was hij, en hier was hij. Ik schudde met een schaaltje droge brokken, opende de deur op een kier en McCartney stapte triomfantelijk naar binnen. Tijd om de Stars-and-Stripeshymne te spelen of Nu sijt wellecome te kwelen, was er niet. Hij at al zijn brokken op, wachtte zelfs niet op een boerke maar ging onmiddellijk naar het haardvuur om er in de zetel te liggen. Hij bekeek me niet meer en maar goed ook, anders had ik toch uit zijn blik verstaan : Heb jij chance dat je hier bij mij mag inwonen !
Toen het avond werd en bedtijd, wees ik hem erop dat hij nu wel naar huis moest, naar zijn tuinhuisje zonder verwarming waar Lennon al uit zijn bek lag te stinken. Hij gunde me zelfs geen blik, krulde zich nog wat meer op in het rolmopsstandje en sliep verder.
Rond 2u die nacht kwam ik eens naar beneden. Hij lag er nog. Hij sliep nog. Ik niet meer…
Ik stopte een briefje in de bus van het gezinnetje met de boodschap zeker Alain Remue niet lastig te vallen : de kater was bij mij. De twee kinderen kregen wel bezoekrecht want af en toe kwamen ze eens langs om hun McCartney te bezoeken. Heel af en toe ging hij nog eens naar huis en evenveel af als toe ontving ik ook Lennon eens in audi ëntie.
Na zijn dood brak de hel los in Syri ë en ik dacht er even aan een bootvluchteling in huis te nemen. Maar het verschijnen alleen al van Martine Tanghe was voor McCartney elke avond het sein geweest om languit op mijn schoot te gaan liggen. Dat zou wel nooit lukken met een Syri ër.