Anny Bert: Knielen wij neder

Anny Bert - columns

19/01/2018, Anny Bert –  “Spoed je een beetje anders hebben we straks geen stoel meer !”  Stond het gezin klaar voor een familiehap in “Hof van Cleve” ? Ocharme ! Vader Goossens stoeide nog in Herzele, wist nog niet of het een monnikspij zou worden en een sobere brits of een echtelijk bed en een gezin met een Peterke.

Was het voor een heel vroege editie van Rock Zottegem ? Ocharme, de mensen hadden in hun kast een rok maar in hun platenkast nog geen rock.

Moesten ze de trein halen naar Gent-Sint-Pieters en was er toen ook reeds plaatstekort, lees, een tekort aan stoelen in de stoomtrein ?

Ze had haar zwarte hoed al op, niet met het traliewerk van een voilette voor het gezicht, uiterst geschikt voor begrafenissen, maar met het gaas kunstig langs de rand gedrapeerd. Het was een modelletje dat het midden hield tussen een hoed en een rozijnenbrood met hoogtevrees. In die naoorlogse jaren was er wellicht nog steeds een tekort aan vilt en aan gist. Een lange hoedenspeld met paarlemoeren knop,pijnloos door de chignon gedreven,  moest de hoed houden waar hij hoorde : op het hoofd. Zelfs bij windkracht 10 en vallende dakpannen moest de hoed standhouden want met ontbloot hoofd mocht een vrouw geen kerkdienst bijwonen, ook ons moemoe niet. De mannen daarentegen móesten het hoofd ontbloten en hoed of pet afnemen, zoniet wachtte de hellepoort. Niet verwarren met de Hellekapelle van nu, dichtbij de gefacelifte Zottegemse markt, daar waar de beschaving een stapje opzij  zet  voor complete verloedering.

We stopten met spoeden en trokken op naar de kerk, goed op tijd om nog een stoel te bemachtigen. Jawel, Shania !  Jawel, Duncan !Dat was niet in Fatima of Lourdes of Czestochowa maar in elke dorpskerk. Wie niet op tijd kwam, moest maar rechtstaan in de midden- of de zijbeuk. Soms stond je zo dicht opeen dat de twee lange staarten aan de kraag in zilvervos van het vrouwtje voor jou kriebelde in je neus en dat die pels de geur verraadde van het menu van de vorige dag : ajuinsaus.

Maar het kon erger. Om veiligheidsredenen, safety first, fatsoeneerde ons moemoe haar drie kinderen rond zich, eentje links, dat was ik, de twee anderen rechts. Een misdienaar die zijn wit kleed achteraan wat al te veel had opgetrokken, de koster die eventjes uit evenwicht dreigde te geraken toen hij het grote kruis uit de houder probeerde te tillen, het jongetje vóór ons dat zich tussen het latwerk van zijn stoel trachtte te vlechten… Wat we ook maar zagen, was al genoeg voor de slappe lach, en die lach was toen nog veel slapper dan nu.

Soms was het geluk met ons en hoefden we niet te lijden onder de  striemen en de  rimpels in onze knie ën door die vreselijke biezen zittingen. We zaten mals op een “vloeren” stoel met gevulde delen in donkerrood fluweel met koperen fantasienagels en een koperen naamplaatje. Mme.Droesbeque, stond er, of Famille De Meyer.

Bij het binnenkomen van de kerk had ons moemoe nog eens vlug verwittigd : “En je weet het : niet van je stoel komen !” Waren we als kind dan hyperactief of hadden we ADHD ? Zeker niet. Dat zinnetje “Niet van je stoel komen” had gerust kunnen dienen als een slogan  voor  en een heel klein stapje dichterbij sociale gelijkheid. Mensen met aanzien en zij die dat dáchten te hebben, hadden in de kerk een “vloeren” stoel, een soort VIP-pasje om op elk ogenblik van de mis zeker te zijn van een zitje, een persoonlijk fluwelen zitje onder de chique “organes g énitaux”.

De koster werkte al de laatste noten van het introïtus luidruchtig af op zijn orgel als de intrede van de notabelen zich voltrok. Die stevenden recht op hun eigendom af en met een klein gebaar met de wijsvinger —met de middenvinger zou nu wat minder chique overkomen- maakten ze duidelijk wat je te doen stond. Oprotten ! Zelfs een dankwoordje, een simpele hoofdknik voor het opwarmen van hun vlooienbak, kon er niet aan af.

Tot echte vechtpartijen kwam het nooit, evenmin als tot scheldkanonnades. Kerkgangers waren gelovigen en gelovigen boden de andere wang aan als ze op de ene al een toek mochten incasseren.

De vloeren stoelen zijn intussen uit het kerkbeeld verdwenen, de grote massa gelovigen ook en de nieuwe mens is gemaakt met nog maar één wang maar met drie vuisten.