Anny Bert: Valentijn

anny-bert-columns2

Anny Bert, 09/02/2018 –  Ze werd een beetje zenuwachtig als ze bedacht hoe ver Valentijn nog af lag. Ze rekende het uit met haar schoolagenda naast zich. Ze keek er zo erg naar uit want ze was er rotsvast van overtuigd dat hij haar op 14 februari, een woensdag, op de middag haar valentijn zou toestoppen.

Ze vond hem zo lief nadat hij haar op een druilerige morgen in oktober had geholpen, ongevraagd, spontaan, toen ze panne had met haar fietsketting. Hij had zijn fiets tegen de grond gegooid en was direct op haar afgekomen, op haar fietsketting althans en zonder zich te bekommeren om het smeer, had hij het onding op betere gedachten gebracht. Ze had hem haar ganse pakje papieren zakdoekjes aangereikt en hij had ze allemaal gebruikt om zijn handen proper te krijgen.

Ze reden samen verder naar school maar veel hadden ze niet te vertellen. Hij zei haar wel dat ze nu tenminste niet te laat zou komen en de fietsenkelder gesloten vinden. Hij lachte en daarbij zag ze de blauwe blokjes van zijn beugel, mijn buurvrouw heeft het over een bugel, die wonderwel bij zijn blonde kuif paste. Ontwapenend, zou Kristien Hemmerechts dat noemen, als een fucking shitmuil zou Herman Brusselmans dat omschrijven.

Thuis ging Valentijnsdag altijd ongemerkt voorbij. Haar mama bedacht allerlei trucjes om haar papa er vroegtijdig op te wijzen dat 14 februari er aankwam. Maar haar papa vond dat maar “platte commerce”. Eenmaal kocht haar mama voor hem een Valentijnsgeschenk : een joekel van een cactus met stekels die ze in Papoea-Nieuw-Guinea gebruiken voor acupunctuur bij reuzenpanda’s.

Enkele maanden later pakte haar papa zijn biezen, de cactus hoorde daar niet bij, wel een minder stekelige vriendin. Haar paps bracht haar mama regelmatig bloemen mee en met Valentijn vorig jaar leek hij wel de ganse  rozenveiling te hebben opgekocht.

 Intussen was Valentijnsdag dichterbij gekomen. De heilige man werd opvallend maar uiterst vroom herdacht in de lingeriezaak met een felrood neglig é met gouden hartjes en een dito jarretelgordel, na 14 februari nog altijd bruikbaar als katapult. En wij dan maar vogels tellen in ons tuintje als anderen ze eerst op een sexy wijze neerleggen.

Hij was eveneens prominent aanwezig in de schoenenzaak met grote rode papieren bloemen in de pumps, onder de stiletto’s, naast de sneakers, tussen de teenslippers en de laarzen.

Bij de juwelier was Valentijn gewapend tegen vergeetachtigheid met grote rode robijnen, niet opgedolven ergens in Birma of Thailand of Kambodja, maar gegoten in puur plastic in de kralenfabriek van Kuttekoven.

In de kledingzaak moesten rode slingers in de etalage naar de ware liefde en naar 14 februari verwijzen.

Enkel in de vishandel was geen spoor te vinden maar zeg nu zelf : zou jij een stuk zeeduivel op je bord willen als je die kerel eerst op het ijs zag liggen met een hartje in zijn enorme bek ? Hij mocht dan nog wel de vis van het jaar zijn. Evenmin in de ijzerhandel had de etaleur zich de moeite getroost onder elk “totske” een rozenblaadje te leggen.

De morgen van Valentijn was ze een beetje nerveus. Op weg naar school reed een fietser haar voorbij : de behulpzame fietsenmaker met de blauwe blokjes en de blonde kuif. Hij bekeek haar niet eens. En toch had ze stilletjes gehoopt dat hij haar aan het pompstation zou opwachten, haar een rode envelop met een rode kaart erin en een mooi gedichtje zou toestoppen, eens lief zou lachen. Niets daarvan !

Tijd om ontgoocheld te zijn had ze niet want wat verder, aan de broodautomaat, stond Sverre, een jongen uit haar klas. Hij zwaaide breeduit met de armen om haar te laten stoppen.

 Voilà, zei hij, en stopte haar een piepklein zakje toe met daarin een sleutelhanger aan een rood hartje. Want ik ben allang op jou.

Volgend jaar zou ze op 14 februari vertragen aan de broodautomaat. Dan was ze trouwens al 12…