Voor mijn deur stond een man met een kleur die niet direct in mijn eigen kleurenspectrum paste. Ik hield van regenbogen en vooral van de pure frisheid als ze verschenen maar dat gevoel had ik niet toen ik hem daar zag staan.
Madame ! zei hij, riep hij en ik voelde me als madam geneigd tegen de getraploperde treden naar boven te verwittigen : Anne-Florette of Geneviève, maak kamer 12 eens klaar. Monsieur Honor é is er !
Zijn partijgenoten hadden hem als nieuwkomer op de lijst op pad gestuurd met een stapel verkiezingsfolders. Hij had ze allemaal onder de arm gestoken, in de okselwarmte van de zwarte apolitieke anorak. Angèleke noemde dat haar anomak, maar het was ook zij die het had over het amadeusziekenhuis en een boterham met repar é.
“Madame!” was er nog moeiteloos uitgekomen maar direct daarna moest hij al zijn energie steken in het bijeenhouden van zijn folders. Die leek de partijtop wel met opzet gladder gedrukt te hebben voor zijn maidentrip dan voor veteranen op bellentocht. Zijn vrouw, áls hij die had en niet alleen leefde voor zijn politiek engagement, had hem misschien nog aangeraden : Neem mijn grote sacoche mee, je weet wel, die van Kipling die ik altijd meepak op reis. Hij had misschien met een krachtig nee willen vermijden dat men hem bekeek als frontman van een nieuwe lijst : de Aapjespartij of de Sacochisten.
Net toen hij zijn betoog wilde op gang trekken, floepten alle folders vanonder de veilige arm en belandden daar voor mijn voeten op de stoep. Ik had een beetje met hem te doen maar bukte toch niet om het zootje te helpen oprapen. Ik wilde vermijden op verkiezingszondag met een verschot én met een volmacht mijn voorkeur te moeten weergeven. Gans onverschillig v oor zijn gekleurd idealisme bleef ik toch ook niet. Terwijl hij zijn programma’s en slagans en beloftes en visies opraapte, haalde ik hem binnen gauw een zakje, eentje van Bel&Bo, met veel kleurtjes, een onpartijdig zakje dus, en in die dagen zijn die uiterst zeldzaam. Hij bedankte me en begon met een verklaring voor zijn komst en dus van de reden van zijn belleketrek. Hij vertelde me dat we op zondag 14 oktober naar de stembus moesten trekken, móesten, en daar drukte hij extra op, als om mijn gevoeligste snaar, mijn vrijheidssnaar, te bespelen. Ik kon, volgens hem, maar volgens mezelf ook en volgens minister Jambon, volgens huidig burgemeester De Potter, volgens elke schepen en zelfs volgens mijn poetshulp, zoveel wist ik al, kiezen voor naamstemmen of voor een lijststem. Hij vertelde me ook dat mijn stembiljet ongeldig was als ik op meer dan op één lijst stemde. Ze noemen dat pan, pan, pan, probeerde hij. Acheren, redde ik hem. Hij bekeek me niet met een blik van dankbaarheid, eerder van verbazing. Veel tijd voor verwondering gunde hij zichzelf echter niet want nu waarschuwde hij me niet aan mijn potlood te likken want dan…Zag ik er dan echt uit als iemand die potloodlikken als hobby had ? Ik likte graag aan een ijsje, vanille, geen pistache, dat rijmde al te veel op moustache en dan zag ik telkensBalthasar Boma met een lik groen roomijs in zijn lagere neusharen. Nog minder had ik het voor stracciatella. Dat deed me altijd denken aan die vreselijke kledingonderdelen, jarretellen. Gina ! Aspetta un attimo ! Span je stracciatellas eens aan, je kousen zakken af !
Hij bleef maar doordrammen over mijn rechten en plichten en waarom ik precies zÃjn partij een kans moest geven met mijn bolletje.
Iets in mij zei toen : Nu moet je ingrijpen.
En ik vroeg hem zonder omwegen, zonder versperringen : Bekijk me ! Zie ik er echt uit als iemand van 18 die zondag voor het eerst gaat stemmen ? Nee, denk je ? Proficiat, je hebt nog goeie ogen.
Dat had ik beter niet gezegd want hij had me t é goed bekeken. Hij vroeg me zonder diezelfde versperringen of mijn vader soms Louis heette.
Over welke Louis als vader had hij het dan wel ?
Louis Pasteur ? Kon niet, te geleerd.
Louis Neefs ? Te stemvast.
Louis Delhaize ? Te veelzijdig.
Louis Vuitton ? Te veel nagemaakt.
Louis de Funès ? Te veel gesmoeld.
Ik wist het : Hoofdstuk II van het lijvige werk “Universele trucs van de stemmenronselaar aan huis” met als
ondertitel : Handig in Vlaanderen maar ook in Gambia, Ethiopi ë, Botswana. “Als je voelt dat je haring niet bakt, schakel de reddingsboei van de gekende vader in. Noem hem Louis. Sinds Lodewijk XIV herstel je met dergelijke naam direct het vertrouwen.”
Ik wilde op mijn beurt een reddingsboei uitwerpen om de man uit zijn impasse te halen.
Wacht, zei ik, en liet hem een kort moment zwalpen om in mijn halkast een Louisfoto te halen van mijn vader Georges en om hem die te tonen. Toen ik weer in het deurgat verscheen, was hij verdwenen. Hij had in die korte tijd Hoofdstuk III opengeslagen met als titel : De grote verdwijntruc van een stemmenronselaar aan huis.