Er zijn zo van die dagen die je voor geen geld zou willen missen want die doen zo veel met jou.
Zo is er die ene dag, Allerheiligen. Je stapt naar het kerkhof, half incognito achter de grootste pot kleine gele chrysantjes. Je hebt een XXL gekocht, wel wat duurder, wel wat zwaarder, wel wat gevaarlijker om een wildplasser op je pad te ontmoeten omdat iemand, een mannelijk iemand, je voor een wandelende struik houdt. Waarom ook niet, er bestaan wel wandelende takken ! Elk jaar probeer je met zulk exemplaar wat kleur te brengen, mooi in het midden tussen de twee oude scheefgezakte zerken van tante Colle en tante Leste.
Het is daar, op het kerkhof, dat je elk jaar iemand ziet, jawel, bovengronds, die je meent te herkennen, elk jaar iemand anders. Ze is wel dikker geworden en kleiner, veel kleiner maar misschien is zij het zelfs niet. De Jean-Claude Van Damme die ze aan de hand meebracht, heeft eigenlijk niets van haar man met wie ze jaren geleden in de etalage van Theo stond, mooi rechtop als ingelijst portret, geen wanbetaler dus. Maar dood en echtscheiding liggen in een relatie ook altijd zó angstaanjagend dichtbij op de loer.
Bij het verlaten van het kerkhof stapt een vrij jonge man door het hek naar binnen. Hij knikt vriendelijk en zegt bij het passeren nog : Hoe is ‘t ? De loodgieter die onlangs je afloop voor inloop kwam behoeden ? De slagersgast die je regelmatig een stuk gekookte uier bezorgt voor je hond ? De cardioloog die je jaarlijks grondig onderzoekt ?
Zijn identiteitskaart vragen, doe je niet. Wie brengt nu zijn identiteitskaart mee naar het kerkhof !
Sommigen laten die zelfs thuis bij de verkiezingen …
Was het die eerste, dan had je wel moeten antwoorden : Goed ! En vooral met mijn afloop ! maar er waren juist zoveel mensen bij dat hek en die zouden gedachten hebben die niet bij een hoogdag passen.
Was het de tweede, dan had je kunnen zeggen : Goed ! Hij heeft alles in één keer verslonden en is een ganse dag uitgeteld voor de keukendeur blijven liggen. Maar ook daarbij is een luisterend oor niet veraf.
De medicus ? Kon niet want je gaat bij een vrouw. En zelfs met een mannelijke lijfarts speel je op veilig als je niet antwoordt, zoniet vind je de volgende dag misschien al een rekening in je bus voor een consultatie.
Op weg naar huis kom je nog veel bloemen tegen met mensen. Sommigen knikken vriendelijk dag maar jij herkent ze niet meer. Zeg dan driewerf hoera op een allerheiligentoon : je moet dus wel ongehavend uit die jarenlange verwijdering zijn gekomen, onveranderd zijn gebleven, tenzij zij beschikken over een automatisch knikimplantaat dat dag zegt. Met de technologische vooruitgang weet je maar nooit.
Zo is daar ook de verkiezingsdag die je leven wat kleur geeft tussen al die tinten grijs. Je bent er vroeg bij want dan slapen nog heelwat fuifbeesten en buitensmijters en cipiers en 3-sterrenrestaurantuitbaters uit je omgeving. Helaas, er zijn nog vroege vogels die hun nest schijnen te willen maken in Bureau 31. Je staat er vrij compact aan te schuiven, zonder panoramische vergezichten of begeleidende achtergrondmuziek, orgelmuziek, die het schuiven aangenamer maakt. Je hebt enkel een 3D-zicht op de gebruinde nek van je voorgangster, een vooruitschuifster net als jij. Ze houdt haar kiesbrief en haar identiteitskaart stevig in de linkerhand gekneld en dat misschien al van toen ze in Baarle-Hertog op de trein stapte naar Zottegem, een IC-trein met voldoende fluwelen staanplaatsen, zoals de morgentreinen naar Brussel. Ze stapt naar binnen en als jijzelf direct daarop ook in het klaslokaal mag, blijven van je voorgangster enkel nog de gouden sneakers onder de houten panelen van het hokje zichtbaar. In Baarle-Hertog draagt naar het schijnt iedereen dergelijk glimmend grensschoeisel.
Eenmaal terug op de speelplaats ontmoet je haar voluit, niet enkel het nekvel en de sneakers want je kent haar wondergoed. Je informeert hoelang ze nu precies weg is uit Zottegem. Weg ? Ik woon al 40 jaar in de Egmontstraat, vertelt ze. Je wandelt samen de straat door en bij de hoek stop je. Waar de bakker nu ook juist woonde, vraagt ze. Daar ! Waar nu het CAW huist, zeg je en meteen is hij er terug, dood maar springlevend, dakloos maar alomtegenwoordig. Je vertelt haar hoe de buurt plots anders werd door zijn dood. Ze begrijpt je. Dat is gemakkelijker praten als men je begrijpt. Je vertelt haar hoe je jongste kat ooit eens over de afsluiting tussen jouw en zijn tuin was gesukkeld. Het bleef bij een enkele reis want het beestje raakte niet terug, kon wel jammerlijk antwoorden op je aanmoedigingen. Je stak een boodschap in zijn bus, een bede en enkele uren later was er een antwoord. Hij zou haar met de grootste tederheid omringen in afwachting van een terugzien met haar moeken.
Je vertelt haar ook hoe je soms met je buurvrouw stond te praten en een andere buurvrouw voor een trio zorgde.En toen verscheen hij. Het clubje was compleet : 3 vrouwen en 1 Edgar. Je had het over de sluiting van het Parochiehuis in Bevegem. Geen nood, vond Edgar, wij vier heropenen de caf é op de hoek, drie om te tetteren en één om te tappen !
Het zondagscaf é van de rimpelclub kwam er niet, evenmin als de grote poort aan Van Poucke waarmee hij de straat wilde afsluiten bij koude oostenwind.
Wanneer een voorbijganger je gesprek onderbreekt met de vraag “Hoe is ‘t ?” weet je dat Allerheiligen er vlug zal zijn en de verkiezingen van mei ’19 eveneens.
Of zijn er nog meer dagen die je niet wil missen ?